De natuurlijke habitat van de Narwal is de Noordpool. Daar komen ze veel voor. Maar vooral in het oostelijke deel van de Canadese Noordpool en het westen van Groenland. Ze worden ook gezien bij de oostelijke kust van Groenland, bij IJsland, Noorwegen (Svalbard) en Rusland. In het oosten van Siberië, Alaska en het westen van de Canadese noordpool zijnde narwals zeldzame verschijningen.
De narwal wordt nauwelijks zuidelijker dan de 70e graad noorderbreedte gevonden. In 1912 werd er één in Nederland gevangen in de Noordzee.
Voortplanting
Narwallen paren tussen maart en mei. Na 15 maanden worden de kalfjes in juli en augustus geboren. Een enkele keer wordt een tweeling geboren, maar meestal krijgt de moeder slechts één kalf. Moeder en kalf hebben een speciale band met elkaar, het kalf blijft meestal zijn hele leven bij zijn moeder. Een narwal drinkt één à twee jaar lang moedermelk.
Gedrag en vijanden
Narwallen zijn snelle en behendige dieren die zich voornamelijk voeden met inktvissen. Tot hun voornaamste natuurlijke vijanden behoren de ijsbeer, de orka en zelfs de walrus. Sommige Eskimo's jagen op narwals. In Groenland worden daarvoor nog de traditionele methoden gebruikt maar snelle boten en geweren doen steeds meer hun intrede in Noord-Canada. Vroeger werd de slagtand bijzondere geneeskracht toegedicht, met name de kracht om gif te neutraliseren.
Originele naam
De narwal heet officieel de Monodon Monoceros. We weten niet waarom het de narwal genoemd wordt, maar het woord narwal is wel makkelijker uit te spreken dan Monodon Monoceros.
Maak jouw eigen website met JouwWeb